Commissaris der koningin Geert Jansen verwacht van zijn ambtenaren economisch beleid, niet alleen rapporten
‘Te weinig aandacht voor bestaande bedrijven’
Commissaris van de koningin Geert Jansen: “Denken kan niemand tegenhouden. Het zou goed zijn als bestuurders eens vertellen wat ze willen.”
“Denken kan niemand tegenhouden,” zegt commissaris van de koningin Jansen. Hoewel hij nog middenin zijn inwerkperiode zit (voor februari wil hij bij elke gemeente zijn gezicht hebben laten zien), laat hij vrijuit zijn gedachten gaan over de economie in Overijssel. De provincie moet meer beleid maken en de Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij past enige bescheidenheid. En die strakke ruimtelijke ordening mag ook wel op de helling, retorisch: “Als de regio vindt dat een groot bedrijf naar Staphorst moet en niet naar Zwolle, wat maakt dat dan uit. Als het maar op elkaar wordt afgestemd. Ik wil als provincie de rol van regisseur.”
(door Mar tin Steenbeeke en Jan Medendorp)
Het moment is toevallig, maar op het moment dat commissaris van de koningin Jansen in zijn werkkamer zijn licht laat schijnen over de economische staat van Overijssel, is Twente in last. Ericsson maakt bekend de vestiging in Enschede te sluiten; niet zozeer een klap voor de werkgelegenheid als wel een psychologische klap. Het vertrek van Ericsson (‘Het mooiste meisje van de klas’ in de ogen van Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij) is slecht voor de beeldvorming van Twente als ICT-regio. Eerder verloor Overijssel met motorenfabrikant Wärtsilä al een kennis-innovatief bedrijf. Alhoewel de vergelijking niet helemaal opgaat, is het gevoel bij de overheidsbestuurders hetzelfde. Je doet veel, zo niet alles om de vestigingsvoorwaarden van bedrijven (Holec Holland, Bijenkorf, Polaroid, Wärtsilä) te voldoen maar als het economisch even tegen zit laten dezelfde bedrijven zich weinig gelegen liggen aan de regio. “Dat is zo,” zegt Jansen, “maar daar kunnen we weinig aan doen.” Jansen ziet in het vertrek van Ericsson zijn mening bevestigd dat je wel alles op alles kunt zetten om nieuwe bedrijven hier naar toe te halen, maar dat je veel meer moet doen om te zorgen dat bestaande (veelal MKB) werkgelegenheid behouden blijft. “Het is leuk om te pronken met een of ander Amerikaans bedrijf, maar de groei van eigen werkgelegenheid is het belangrijkste,” stelt Jansen onomwonden. “Daar is te weinig aandacht voor geweest.” Onder het motto ‘dat gaat wel goed’ neigen de bestaande bestuurders er volgens hem naar om het zittende bedrijfsleven te verwaarlozen.
Rol provincie
Jansen ziet een duidelijke rol weggelegd voor de provincie. Overijssel blinkt volgens hem uit in het doorgronden van allerlei ontwikkelingen over de economie en arbeidsmarkt in Overijssel, getuige de stapels met rapporten die in het provinciehuis circuleren. “Maar daar is weinig mee gebeurd. Ik wil dat de provincie visies ontwikkelt op delen van het economisch beleid,” zegt de commissaris. Jansen wil dat er wat gedaan wordt met de gegevens over de detailhandel, industrie, toerisme en recreatie, de zakelijke dienstverlening en de bedrijfsterreinen. “Er zijn veel gegevens, die moet je om durven te zetten in beleid.” Jansen wil hiermee voorkomen dat verschillende gemeenten en regio’s langs elkaar werken, of dubbel werk doen. Twente pikt het volgens hem goed op, door samen af te spreken waar bijvoorbeeld het nieuwe Regionaal Bedrijventerrein moet komen, of door afspraken te maken over de vestiging van detailhandel. De rest van de provincie blijft hier volgens Jansen bij achter. Een zelfde discussie in bijvoorbeeld de regio IJsselvecht is volgens Jansen nog teveel vrijblijvend. “Daar zal ongetwijfeld veel gebeuren,” zegt Jansen, “maar ik weet niet wie er daar sturend is.” Jansen wil dat er duidelijke keuzes worden gemaakt. “De regio rond Zwolle moet het zelf eens zijn over de plek voor bijvoorbeeld de vestiging van een groot bedrijf of bedrijventerrein. Het maakt mij niet zoveel uit als dat bedrijf dan in Staphorst of Zwolle komt.” Jansen rekt hiermee ogenschijnlijk het provinciale beleid op, dat er op is gericht dat grootschalige bedrijvigheid zich alleen rond de grote steden ontwikkeld, en dus niet in Staphorst of Rijssen.
OOM
De Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij wordt nu als verlengstuk van de provincie vaak aan het werk gezet voor het uitvoeren van allerlei economische projecten. Ook na het vertrek van Ericsson werd al snel door gedeputeerde Bennink naar de OOM verwezen, als zijnde de instantie die op zoek moest gaan naar vervangende werkgelegenheid. Voor Jansen is de connectie provincie- OOM minder vanzelfsprekend. “We moeten eerst het economisch beleid vormgeven, en daarna via een contractpartij het promotie- en acquisitiebeleid. Dat zou de OOM kunnen zijn.” Jansen beschouwt de OOM dus niet als dé contractpartij, maar als een mogelijke partner. “Ik denk dat we ook andere partijen in zouden kunnen schakelen,” zegt Jansen. De voorgenomen fusie tussen de OOM en de GOM (Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij) beschouwt hij overigens als een goed signaal. Een ontwikkelingsmaatschappij die twee provincies vertegenwoordigt, heeft meer slagkracht dan twee kleinere. Die lijn trekt Jansen overigens niet door tussen de provincies. En daarmee breekt hij met zijn voorganger Hendrikx die graag één sterke grote oostelijke provincie ziet verrijzen.
Hanzelijn
De noodzaak om richting Den Haag één vuist te maken, is Jansen duidelijk geworden bij de gang van zaken rond de Hanzelijn. Deze spoorlijn tussen Lelystad en Zwolle is niet zoals gepland pas in 2009 klaar, maar in 2014. Het kabinet Balkenende had het benodigde geld nodig om elders in het land de files te bestrijden en tegenvallers bij megaprojecten als de Betuwelijn op te vangen. “Eigenlijk worden de gaten in de Betuwelijn gedekt met de Hanzelijn,” zegt Jansen, die spreekt over ‘een nederlaag’ voor Oost-Nederland. “Dit heeft verstrekkende economische effecten,” aldus Jansen. “Waar gaan we heen als afspraken tussen overheden met voeten getreden worden. Mevrouw Netelenbos, de voorgangster van de huidige minister (De Boer, LPF) van Verkeer en Waterstaat, erkent ook dat het contract hard is.” In alle plaatsen langs de spoorlijn loopt de economische ontwikkeling nu vertraging op. Vooral de vestiging van kantoren zal stokken. Becijferd was dat de komst van de Hanzelijn Overijssel tussen 2010 en 2035 ongeveer 89 miljoen euro op zou leveren via gunstige effecten op de werkgelegenheid en verkorting van de reisafstanden. Nu de Hanzelijn wordt uitgesteld, valt dit bedrag 18 miljoen euro lager uit.
Als we geen vervangend werk vinden voor Akzo-mensen, beschouw ik dat als een persoonlijke nederlaag
Akzo
De provincie Overijssel kan niet altijd met de beschuldigende vinger naar anderen wijzen. In het geval van Akzo is de provincie er medeverantwoordelijk voor dat bijna driehonderd banen verdwijnen. Rijk, provincie en gemeenten gaven de voorkeur aan veiligheid (stoppen van chloortransporten) boven werkgelegeheid (300 arbeidsplaatsen). De werknemers van de Hengelose chloorfabriek vinden dat ze in de steek zijn gelaten door de overheid. De provincie wil hun woede temperen door met Akzo en de gemeente Hengelo een convenant af te sluiten, waarin alle partijen zich verplichten zoveel als mogelijk te doen om vervangende werkgelegenheid in Twente te creëren. “U noemt dat een ereschuld aan de werknemers. Maar Akzo heeft zelf ook een eigen verantwoordelijkheid, het is niet alleen overheidsprobleem.” Het bedrijf heeft de Hengelose Akzo-werknemers vervangende werk gelegenheid aangeboden in Delfzijl, maar bijna alle werknemers hopen dichter bij huis een nieuwe baan te kunnen vinden. “Als we samen met OOM, met Akzo, met provincie, met gemeente niet voor het leeuwendeel van de Akzo-mensen vervangend werk vinden in de regio, beschouw ik dat als een persoonlijke nederlaag.”
ICT-sector
Als het gaat om sectoren waarin het aantal banen nog kan groeien , noemt Jansen in eerste instantie het MKB. “Dat blijft een banenmotor.” De toeristisch-recreatieve sector is bij uitstek geschikt om laagopgeleiden aan het werk te helpen. Voor de hoger opgeleiden blijft Jansen, ook na het vertrek van Ericsson, zijn hoop vestigen op de ICT-sector. “Bij de Universiteit Twente heb je een structuur die je niet snel ergens anders aantreft.” Het is volgens Jansen zaak om de kennis ook naar andere sectoren te geleiden. De transportsector, sterk vertegenwoordigd in het Oost-Nederland, heeft bijvoorbeeld baat bij de ontwikkelingen op dataverkeer. En daar moet het onderwijs volgens Jansen weer op inspelen. En ook filosofeert Jansen al hardop over binationale bedrijfsterreinen. “Ik was in Losser waar aan beide zijde van de grens een industrieterrein is aangelegd. Waarom is er niet voor één terrein gekozen?” Het zijn dit soort ideeën die Jansen de komende tijd vaker wil ventileren. Want hoewel formeel Provinciale Staten het beleid maakt en Gedeputeerde Staten dit uitvoert, neemt Jansen de vrijheid om zijn gedachten openlijk de vrije loop te laten. “Denken kan niemand tegenhouden. Het zou goed zijn als bestuurders eens vertellen wat ze willen.”
Nog geen reacties