Succes van Sydney: georganiseerd toeval!
Succes van Sydney: georganiseerd toeval!
In de afgelopen jaren heeft Twentevisie uitvoerig de ‘road to Sydney’ beschreven van een aantal atleten, trainers en sporters uit het oosten des lands. Waar hebben al die inspanningen toe geleid? Marti ten Kate die het steunpunt van de NOC*NSF bemant en uit hoofde van die functie hand- en spandiensten heeft verricht, becommentarieert de successen en de teleurstellingen.
Vooraf had Joop Alberda (de grote man achter de schermen die probeerde alle obstakels voor de sporters op te ruimen) aangekondigd dat Nederland ging voor minimaal 20 medailles en een plaats bij de top tien in het medailleklassement. Nederland werd achtste en behaalde 25 medailles! Om die prestaties op zijn merites te kunnen beoordelen is het wel aardig om te vergelijken met de vorige Olympische Spelen (zie kader). Daarbij moet wel aangetekend dat dit jaar de helft van de erelijst door twee zwemmers en een wielrenster bij elkaar gewonnen werd. Belangrijker is de beoordeling of de medailles te danken zijn aan het verbeterde sportklimaat in Nederland. Moeilijke vraag, feit is wel dat iedereen in staat is gesteld om zich optimaal op Sydney voor te bereiden. Paarden werden ruim van tevoren ingevlogen, zwemmers en triatleten verkenden Sydney al in 1999. Natuurlijk hebben alle investeringen niet altijd het gewenste resultaat gehad, de manier waarop de triatleten over de finish kwamen getuigde niet van waardering voor de steun die zij in de afgelopen jaren hebben ontvangen. Zeilen en waterpolo vielen ook tegen, de wielrenners bakten er niet veel van en ook bij het roeien waren er diverse fikse teleurstellingen. De heren hockeyers hadden voor vertrek naar Sydney een tweetal sessies met een mentaal begeleider uit Engeland. Onderwerp: omgaan met de spanning rond het nemen van strafballen. En die sessies zijn toch nuttig geweest…. Maar toch, de positie van Nederland op een achtste plaats in het medailleklassement zal in de internationale sportwereld tot ontzag leiden. Terwijl het mijns inziens een kwestie van georganiseerd toeval is: een aantal aanwezige talenten gekoppeld aan een doorzetter als Joop Alberda. Maar dat is geen garantie voor de toekomst.
De tegenvallers: waterpolo en roeien
Voor het eerst waterpolo op de Olympische Spelen: dat was voor Karin Kuipers de belangrijkste reden haar carrière te verlengen. Alles had ze al gewonnen en nu ging ze voor Olympisch goud. Net als de hockeyteams begon Nederland het toernooi slecht met verlies tegen Amerika.
Daarna werd er driemaal gewonnen, onder meer van gastland Australië. Uiteindelijk werd Nederland tweede in de poule. De halve finale werd verloren van Amerika en zelfs het brons bleek in de wedstrijd tegen Rusland onhaalbaar. Trainer/coach Jan Mensink was bijzonder ambitieus bezig geweest met zijn ploeg. Tot de zomer resulteerde dat in heel goede uitslagen in allerlei oefenwedstrijden. Echt vertrouwen van zijn ploeg kreeg Mensink echter nooit, in Sydney werd het coachen door de assistent-coach overgenomen. Opmerkelijk is dat maar liefst elf van de dertien dames na het toernooi stoppen en dat ook Mensink het bijltje erbij neergooit.
Johan Kenkhuis, goed voor één keer brons.
Twente Vier roemloos ten onder
De Twente Vier ging voor goud, zilver zou al een teleurstelling zijn. Die boodschap kregen we twee jaar lang mee. Het is een feit dat de Twente Vier veel publiciteit opleverde voor de regio. Het is echter ook zo dat uitslagen in het laatste jaar nimmer wezen op Olympisch goud. De Twente Vier gedroegen zich als vedetten, trainden op het Twentekanaal en niet op de Bosbaan, kozen voor andere wereldbekerwedstrijden, andere trainingskampen en een andere plaats in Australië voor de laatste voorbereidingen. Daarna coach Rob Jonkman die zwaar viel tijdens het begeleiden van de ploeg, maar toch weer snel uit het ziekenhuis was. Tijdens de series zag het er allemaal nog goed uit, maar in de finale was de ploeg onherkenbaar. Dit gold overigens wel voor meer Nederlandse boten. Veel roeiers stoppen, contracten met coaches worden niet verlengd. Er is veel werk te doen voor de Nederlandse roeibond. Hoe Jonkman en de Twentse roeiers daar een rol in kunnen spelen, is onduidelijk. Een goede verstandhouding met de roeibond, lijkt in ieder geval een noodzaak voor succes.
Vlieghuis niet op oude niveau
Van de zwemmers Kirsten Vlieghuis, Joris Keizer en Johan Kenkhuis had Vlieghuis verreweg de meeste ervaring; vers in het geheugen liggen nog de twee bronzen medailles van Atlanta waar zij als enige van de zwemploeg in de prijzen viel. In Sydney wist Kirsten dit niveau niet meer te bereiken. Zowel op de 400 meter als op de 800 meter werd ze kansloos in de series uitgeschakeld. Johan Kenkhuis wist op zijn individuele nummers geen finaleplaats te bereiken. Op de 100 meter vrij zwom hij individueel naar een tijd van 49,9, in de series van de estafette zwom hij 49,0. Daar dacht de Nederlandse ploeg zich zonder Pieter van den Hoogenband te plaatsen voor de finale. Een foute wissel van Dennis Rijnbeek gooide echter roet in het eten. Mede daardoor werd Kenkhuis wel opgesteld voor de 4*200 meter estafette, goed voor een bronzen medaille. Joris Keizer zwom een fantastische halve finale op de 100 meter vlinderslag. Hij haalde een halve seconde van het Nederlands record af, maar miste de finale op 0,01 seconde. Een vergelijkbare prestatie leverde hij in de 4*100 meter wisselslag estafette waar Nederland uiteindelijk vierde werd.
Beltman als knecht
In de zomer had Chantal Beltman tijdens een gewonnen wereldbekerwedstrijd al laten zien hoe sterk ze was. Tijdens de wegwedstrijd in Sydney was het volkomen terecht dat Leontien van Moorsel als kopvrouw van start ging. Beltman zorgde mede voor een harde koers in het begin, Mirjam Melchers trok de sprint aan voor Leontien, die goud won. Waarschijnlijk had er voor Chantal meer ingezeten wanneer zij voor eigen kansen had mogen rijden.
Jeroen Dubbeldam onverwacht goud
Bij de springequipe leek Jeroen Dubbeldam de minst ervaren ruiter, maar al tijdens de landenwedstrijd liet hij zien dat hij met zijn paard de Sjiem een heel betrouwbare combinatie vormt. Nederland werd in het landenklassement vijfde. In de individuele wedstrijd kon Jos Lansink geen rol van betekenis spelen, maar waren het Albert Voorn en Jeroen Dubbeldam die zich tenslotte met een Arabier plaatsten voor een barrage. Voorn was als eerste aan de beurt en maakte één fout, Dubbeldam was daarna foutloos en toen de Arabier al een fout maakte op de eerste hindernis, was er de ontlading bij Jeroen Dubbeldam die iedereen in Nederland via de televisie heeft gezien. En dat was voor Twente een schitterende afsluiting van de Olympisch Spelen.
De Twente Vier ging in Sydney roemloos ten onder.
Nog geen reacties