Wubbo Ockels ziet toekomst in jeugdbelasting
‘Wij moeten blijven ontwikkelen’
Wij moeten onderzoeken wat wij met de wereld buiten de dampkring willen gaan doen.
Zonder de beroemde snor, zeer modieus gekleed, verschijnt Wubbo Ockels in het Space Expo in Noordwijk – in de speciale Wubbo Ockelszaal waar onder meer zijn ruimtepak hangt – voor een onderhoud. Ockels is geen gezellige man, ronduit onvriendelijk tegen de fotograaf, maar hij werkt zoveel mogelijk mee aan interviews om de ruimtevaart weer op de (politieke) agenda te krijgen. Hij begrijpt donders goed dat hij die als enige Nederlander in de ruimte is geweest een PR-functie heeft. De geboren Almeloër wordt er niet moe van de maan als achtste continent onder de aandacht te brengen.
“Ik heb geen speciale band meer met Almelo. Een paar weken na mijn geboorte verhuisde ons gezin naar Den Briel. Mijn moeder was lerares, mijn vader was landmeter en kon in Den Briel een goede baan krijgen. Ik heb daar in die oude stad een ontzettende leuke jeugd gehad. Ik vind Twente een heel mooie streek, maar ik heb er niets mee. Nee, ik rijd ook nooit even door de Ootmarsumsestraat in Almelo omdat daar mijn geboortehuis staat.” “Ik ben niet dankzij de ruimtevlucht miljonair geworden. Je wordt tegenwoordig vrij gemakkelijk miljonair, ik ben het ook, maar dat is vooral dankzij de waardevermeerdering van mijn huis. Ik ben ingenieur. Ik werk bij de Europese ruimteorganisatie en ik zit al 20 jaar in dezelfde salarisschaal. Geen slecht salaris, maar je wordt er geen miljonair van.” Ockels is ook hoogleraar aan de Universiteit van Delft.
Te voorkomen
Eén op de twintig astronauten is om het leven gekomen. Een ruimtereisje is nog steeds geen gemeengoed. Zes weken nadat Ockels 112 rondjes rond de Aarde had gevlogen klapte het ruimteveer de Challenger uit elkaar voor het oog van de wereld. “Ik was niet thuis, ik hoorde het van journalisten die voor mijn huis op mij stonden te wachten. Ik dacht eerst dat één van mijn kinderen wat was overkomen. Eerst was ik heel bedroefd, een aantal van de astronauten kende ik goed. Later werd ik heel kwaad, omdat iedereen precies wist waaraan het ongeluk te wijten was. Het was te voorkomen geweest. Je weet dat je een risico loopt, dat je niet terug kunt komen. Daarover heb ik uiteraard met mijn gezin gesproken voordat ik wegging.” Er lijkt een engeltje op de schouder van Ockels te zitten, want eerder overleefde hij twee vliegtuigongelukken waarbij de botsing met een Airbus in Lille de ernstigste was. “Mijn vliegtuig was total-loss. Ik besefte helemaal niet dat ik door het oog van de naald was gegaan, want ik was razend dat mijn mooie vliegtuig helemaal kapot was.” Het leverde hem een aantal zeikverhalen op in de Volkskrant. Hij haalt er zijn schouders over op: “De tol van de roem.”
John Glenn
Zijn eerste reis (in oktober 1985) werd een aantal malen uitgesteld. Hij stond geboekt voor een tweede trip de ruimte in. “Dat klopt, maar door dat ongeluk veranderde er een hoop. Het aantal mensen aan boord verminderde van acht naar zeven en daardoor viel ik uit de boot. Ik ben daarna nog een poosje bezig geweest om te knokken en te lobbyen om in 1992 mee te gaan, maar ik kreeg niet die ondersteuning die nodig was. Daarna kreeg ik een visioen van iemand die zijn hele leven achter het idee aanrent om een ruimtereis te maken. Dat wil ik niet, dan zou ik te beperkt worden. Dat John Glenn nu is meegegaan vind ik van de NASA een briljante gedachte.
Ik begrijp niet dat politiek de strategische waarde van de maan niet begrijpt
Het is een ode aan de historie. Maar het laat ook zien dat als iemand van 77 jaar de ruimte in kan, iedereen kan vliegen. Je hoeft daarvoor niet een speciale atleet te zijn. De mystiek verdwijnt. Een ruimtestation is een laboratorium voor wetenschappers, maar dat hoeven dus niet per se atleten te zijn.”
Vieze industrie
“Ik heb van mijn ruimtereis geleerd dat de zwaartekracht onnoemelijk belangrijk is. De relatie mens-aarde is veel intensiever dan ik ooit gedacht heb. De Aarde is te klein, dat geeft doemdenken zoals grenzen aan groei. In mijn beleving wordt de Aarde een soort park. Waarom hebben wij vieze industrie op de Aarde als we dat op de maan kunnen doen? Ik ben nooit milieu-activist geweest omdat zij tegen ontwikkeling waren. Ik juist niet. Ik ben voor ontwikkeling. Neem bij voorbeeld de auto. Uit oogpunt van duurzaamheid zou een auto 30 jaar moeten meegaan, maar dan komt er nooit een katalysator in. Neem het energieprobleem. Enorme zonnepanelen om de Aarde zou de oplossing betekenen. We moeten doorlopend ontwikkelen, en niet stoppen omdat het ook negatief toepasbaar zou zijn. Door de koude oorlog werd de ruimtevaart opgezweept. Maar vergeet niet dat dankzij de ontwikkelingen in de ruimtevaart de koude oorlog ook beëindigd werd. Ik zou best bij Hollandse Signaal kunnen en willen werken. Niet de techniek, maar de mens is het probleem. Stel dat ze bij HSA een radar ontwikkelen om de grond in te kijken, waarmee je ook landmijnen kunt opsporen, zou ik daaraan direct meewerken. Als Greenpeace of het Wereld Natuur Fonds mij als boegbeeld willen gebruiken, vind ik dat goed met die aantekening dat ik daarnaast wel mijn eigen mening wil blijven uitdragen.”
Ik heb niets meer met Almelo
Jeugdbelasting
Het stoort Ockels dat techniek veel te weinig aandacht krijgt. “Ik pleit voor jeugdbelasting. Net zoals een bedrijf een percentage uittrekt voor research en development, zou er veel meer aandacht moeten zijn voor de jeugd. Niet om nieuwe astronauten op te leiden. Maar om de ontwikkeling te stimuleren. Daar zit de wortel van nieuwe kennis en technologie. Er is te weinig geld voor uitgetrokken. Er is een chronisch tekort aan ingenieurs. Ik ben ervan overtuigd dat de ruimte de toekomst heeft. Er moeten nieuwe maanreizen komen. Ik begrijp niet dat politiek de strategische waarde van de maan niet begrijpt. Als productieplaats voor robots bij voorbeeld. Het is een reis van vier dagen reizen. Vanaf de maan lanceren van zonnepanelen en reizen naar Mars is veel goedkoper. Wij moeten gaan onderzoeken wat wij met de wereld buiten de dampkring willen.”
Nog geen reacties