Spreekbuis

Dorothea Cannegieter: Rijksmuseum Twenthe ook voor bruiloften

Hogeschool laat kunst links liggen

De AKI beschouwt ze als een lichtpuntje voor Enschede. “In mijn branche natuurlijk”, haast ze zich er aan toe te voegen. Met de Saxion Hogeschool heeft ze eigenlijk niets: “Ik wacht op jouw stimulerende vragen.” Vanaf 1987 is Dorothea Adelheid Sjoerdtje Cannegieter (van 6 januari 1943) directeur van het Rijksmuseum Twenthe. Ze had grote plannen met de Bamshoeve om daar met kunstenaars en het museum de kunst en cultuur een centrale plaats in de stad te geven. Een enorme klap op 13 mei vorig jaar verwoestte en vernielde de gebouwen. Maar niet haar plannen. Elf maanden was het museum dicht: “Dat is behoorlijk zakkig.” Vanaf 14 april is het museum weer open voor publiek. Ze wilde geen dooie boel. “Daarom hebben we het café opengehouden en hebben daar een bezoekersplek ingericht, half expositie, half documentatieplek.” Waar onder meer het rapport Oosting werd gepresenteerd. “Er zijn hier duizenden liters koffie doorheen gegaan in de afgelopen maanden.”

Directeur Dorothea Cannegieter van het Rijksmuseum Twenthe in de zaal die speciaal ter herinnering aan de vuurwerkramp is ingericht.

De ramp moet je ook in historisch perspectief plaatsen

Per vierkante centimeter wordt de tuin van het Rijksmuseum schoongemaakt. Het grint wordt bijna steentje voor steentje nageplozen op glas. In de zalen staan her en der dozen, schilderijen, gereedschap. Het lijkt op een verhuizing. Bij het Rijksmuseum werken ongeveer veertig mensen onder wie drie conservatoren. En die nemen nooit wat mee naar huis, is de flauwe vraag. Ze antwoordt serieus: “Nee, we checken en dubbel-checken. We zijn in 1994 geprivatiseerd, elk jaar komt de inspecteur, er is gelukkig nooit wat weg. We hebben onze hele collectie in computers staan; we krijgen altijd veel pluimpjes dat we de boel goed voor elkaar hebben.” Een museum moet in haar beleving meer zijn dan een ruimte waar werk getoond wordt van kunstenaars, dood of levend. Daarom kunnen zelfs bruiloften gevierd worden in het Rijksmuseum. “De bruidszaal is hartstikke leuk, er kunnen hier heel mooie foto’s gemaakt worden.” En natuurlijk de meer traditionele cursussen en lezingen. “In een museum staan vaak kwetsbare dingen. Alles kan niet, maar ik vind het wel leuk om ook andere, meer alledaagse zaken bij het museum te betrekken.”

De boer op

En daar zit hem de kneep, want Cannegieter ziet te weinig initiatieven bij het onderwijs richting haar museum. “Het staat iedereen vrij om wel of niet iets met ons of met kunst te doen. Net als met voetballen, zal ik maar zeggen. Ik vind wel dat iedereen, ergens in de loop van zijn opleiding, heel goed zou moeten weten dat het er is en wat het is. Dan kun je zeggen, ‘ik haat opera’, maar je bent er wel een keer geweest. Ik heb de indruk dat ze nu nauwelijks weten wat er allemaal te koop is.” Ze steekt overigens de hand ook in eigen boezem. “Er was hier niets op het gebied van publieksvoorzieningen. Het was allemaal erg collectiegericht. Ik heb bij de laatste subsidieronde ruimte gekregen om mensen aan te stellen voor de publiekskant, zowel voor de PR als educatief. Ik wil nu de boer op naar potentiële klanten met de vraag: wat wil je van ons? Kunnen we iets samen doen? Ik kan me voorstellen dat de hogeschool hier zaken kan presenteren, dat we projecten samen doen.” Ze zat tot de fusie met de opleiding in Arnhem in het bestuur van de AKI. “Het was vooral een technisch bestuur. Ikzelf zou het leuk vinden om wat inhoudelijk bezig te zijn, maar dat zit niet in die structuur.” Het hemd is nader dan de rok, de lijnen met de AKI bestaan al: “Zij produceren kunst en wij exposeren het en wij kopen het. Ik wil ook kunstenaars inviteren om hier te exposeren en gastles te geven op de AKI.”

Bamshoeve

Er stonden een paar mooie oude industriële gebouwen achter het Rijksmuseum: de Bamshoeve. Die zouden oorspronkelijk tegen de grond gaan. “Dat vond ik jammer, het is heel simpel: ik had een collectie en ik had een gebouw nodig. Dan ga je nadenken en dan overstijgen op een bepaald moment de plannen de gebouwen. Dus nu de Bamshoeve weg is, wil dat niet zeggen dat de plannen ook weg zijn. In mijn idee zou in en om de Bamshoeve een soort cluster van kunst en cultuur ontstaan van kunstenaars en musea. Een dorpje.” Daar denkt ze nog steeds aan. “Ik heb al mijn wensen neergelegd bij architect Pi de Bruin.” Het is paradoxaal: Cannegieter verdrijft de moderne kunst uit het Rijksmuseum om het daarna weer te omarmen. “Mensen gaan gericht naar moderne kunst of naar bijvoorbeeld Twentse oudheid. Dat maakt nogal verschil en dan is het handiger dat op verschillende plaatsen te presenteren. Maar in wezen zijn we met hetzelfde werk bezig. Samenwerking is gewoon praktisch, vooral uit logistiek oogpunt. En juist die contrasten in kunst kun je goed voor educatieve doeleinden gebruiken.” Ze pakt haar koffiekopje. “Een kopje betekent in een kunstmuseum iets totaal anders dan in een historisch museum. Laat staan in een natuurmuseum. Dan kijk je met heel andere ogen naar, voor schoolkinderen bijvoorbeeld kun je dat heel leuk maken. Maar dan moet je niet eerst een halve stad doorploegen, want dan doe je het niet meer.”

Vorige bijdrage

De kikkerangst van Gerard van Houweninge

Volgende bijdrage

Nummer 22

Jan Medendorp

Jan Medendorp

Jan Medendorp is gespecialiseerd (interviews, reportages, analyses, commentaren, columns) in sociaal- en financieel-economische onderwerpen, sport, politiek en human interest (voor krant, radio, televisie, maar ook bedrijfsfilms).

Nog geen reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *