De kikkerangst van Gerard van Houweninge
OOM ziet concurrentie tussen hogeschool en UT met lede ogen aan
Hij vindt het lastig onder woorden te brengen omdat hij geen mensen wil beschadigen, maar de hamvraag is voor hem: wat gebeurt er na Peters? “Nee, het is nadrukkelijk geen motie van wantrouwen tegen de nieuwe man, Cor Boom. Maar ik zou het jammer vinden als het huidige beleid van de Saxion Hogeschool Enschede, waarbij alle kikkers in de kruiwagen werden gehouden door een krachtige figuur, als dat zou veranderen.” In de serie ‘Hoe buitenstaanders tegen de hogeschool aankijken’, deze keer Gerard van Houweninge (58) aan het woord. Hij leidt de Ontwikkelings- en Investerings Maatschappij voor Overijssel, kortweg de OOM. Voor Van Houweninge is het onderwijs – ROC, hbo en UT – zeer belangrijk in zijn werk om het Overijsselse (lees Twentse) bedrijfsleven te versterken. En dus baalt hij ervan dat deze instituten niet goed met elkaar door één deur kunnen. ‘Naarmate het niveau van het onderwijs stijgt, neemt de relatie met het bedrijfsleven af’
Naarmate het niveau van het onderwijs stijgt, neemt de relatie met het bedrijfsleven af
“Ik denk dat we met Boom een heel goeie opvolger voor Peters hebben. Peters is een krachtige leider. Die heeft die hogeschool bij elkaar gebracht, de structuur erin gezet, een gebouw gemaakt en die heeft die hogeschool ook naar buiten laten kijken. En nu valt dus die kracht, naar wie iedereen kijkt, die kracht valt weg.” Cryptisch: “Het is niet zo dat al die docenten die daar zitten, dat het vanuit hun binnenste komt, om datgene te doen, wat ze nu doen. En nu valt die druk weg.” U bedoelt, dat als er bij een bedrijf, bij een organisatie de spilfunctie wegvalt, dat dan de kans bestaat dat mensen die zich eerder stil hielden en gewoon hun werk deden, ineens hun kans schoon zien? Hij bevestigt de stelling door het niet te ontkennen.
Zij aan zij
De voorzichtigheid (en de angst) van Van Houweninge is logischer dan op het eerste gezicht lijkt. Want het onderwijs is een speerpunt van beleid in het oosten des lands. Het verleden heeft geleerd hoe het niet moet. En de laatste jaren heeft het hbo een gezicht gekregen. Er zijn nieuwe initiatieven genomen. Van Houweninge en Peters kwamen elkaar nogal eens tegen. Ze konden het goed vinden. Zo participeert de hogeschool voor 2,2 miljoen (als aandeelhouder) in het Inno-fonds (UT en OOM elk voor drie miljoen) en is de voormalig bestuursvoorzitter van de hogeschool voorzitter van de Twentse Ideeënbank. Maar ook in het roemruchte Textielcentrum zaten de heren zij aan zij, even-als in de Virtual Reality-Valley Twente en bij de opleiding van werknemers voor callcenters. “Er komt een corporate designcentrum voor industriële ontwerpen en de hogeschool en de OOM werken samen in het project Fast Forward. En wat ik echt heel goed vind, is het project Plato: een aantal ervaren ondernemers gaan met steun van de Saxion Hogeschool met bedrijven om de tafel zitten om ervaringen uit te wisselen of om problemen door te praten. Een soort coaching.” Van Houweninge is over ‘Plato’ vooral zo enthousiast omdat hij ervaart dat hoe hoger het onderwijs, hoe hoger de ivoren toren is. “De hogeschool heeft vrij intensieve relaties met het bedrijfsleven. De universiteit heeft dat minder. En de ROC’s hebben dat weer veel meer. Dus naarmate het niveau in het onderwijs stijgt, neemt de relatie met het bedrijfsleven af, lijkt het wel.” Direct relativerend: “Dat is niet helemaal waar, de universiteit heeft wel relaties met het bedrijfsleven, maar dat is toch vooral het grote bedrijfsleven waar ze allerlei onderzoek voor doen. Maar als het gaat om het regionale berijfsleven, staat de hogeschool met allerlei projecten zoals we zojuist bespraken en dankzij de duale opleidingsvormen er toch dichter bij.” En dan haastig: “En de ROC’s staan natuurlijk in een hoop opzichten nog veel dichter bij het regionale bedrijfsleven.”
Rollebollend over straat
Hoewel de UT verder van het dagelijkse leven afstaat, beginnen relatief veel UT-studenten een eigen bedrijf. En dat spreekt de man voor wie werkgelegenheid in Overijssel veel, zo niet alles betekent, erg aan. Bij de hogeschool valt dat nog steeds tegen. “Het aantal studenten van de hogeschool dat voor zichzelf begint, zou wat mij betreft wel hoger moeten zijn. Dat heeft impulsen nodig, vind ik.” Op dat vlak zou de hogeschool van de UT kunnen leren, vindt Van Houweninge. Het stoort hem erg dat de beide top-instituten regelmatig rollebollend over straat gaan. “Over de samenwerking met de universiteit, daar kun je natuurlijk verschrikkelijk veel over zeggen. Maar juist omdat de hogeschool dichter bij het lokale bedrijfsleven staat dan de universiteit, denk ik dat die samenwerking heel goed zou kunnen zijn. Ik heb wel eens gezegd, als beeld: eigenlijk zou de hogeschool op stap moeten gaan met een stukje van die universiteit in de rugzak.” Wat bedoelt u? “Ik weet van een situatie bij een bedrijf dat een technisch probleem heeft. Bij dat bedrijf loopt een student van de hogeschool stage. De hogeschool helpt, maar het probleem is zodanig complex dat de hogeschool het niet aan kan. Dan ontstaat niet een natuurlijke neiging om de Universiteit erbij te halen.” Het ideaal van Gerard van Houweninge: de hogeschool en de universiteit die elkaar niet beconcurreren, maar twee vriendjes zijn die elkaar met raad en daad terzijde staan.
Nog geen reacties