De ene bedelende dakloze is de andere niet, maar toch
Nummer 20 – 2014
Jarenlang werkte Ingrid Kleinsman succesvol als binnenhuisadviseur, ze kreeg het blijkbaar op haar heupen (wat vooral veel mannen overkomt als ze de veertig gepasseerd zijn), ging nadenken over haar toekomst (wil ik nog twintig jaar over saaie vergadertafels, ongemakkelijke stoelen en foeilelijke bureaus adviseren?) en besloot een studie op te pakken aan de media-academie. Ze heeft zich nu gevestigd als camjo (camera-journalist) en maakt van/over mensen en organisaties videoproducties. Een overstap midden in de crisis nota bene, daar heb ik wel respect voor. Ik kwam Kleinsman tegen toen ze aan het werk was bij Humanitas in Hengelo waar ze directeur Bert Deliën interviewde. Hoewel ik zelf met een redelijk grote boog om mensen loop die op bankjes of onder bruggen slapen, vind ik het geweldig dat ons land instellingen en mensen kent die zich wél bekommeren om lieden die buiten de boot vallen. Toch gaat het maken van filmpjes over die instelling op onze kosten me wat ver. Deliën wist mij er echter van te doordringen dat dit niet zo
is, want hij probeert met dat filmpje mensen (zoals ik, maar ook omwonenden, leveranciers, financiers en anderen) ervan te overtuigen dat angst voor bankjesslapers ongegrond is. Zijn nieuwe kantoor aan het Bevrijdingslaantje in Hengelo is een soort aquarium waar je gemakkelijk van binnen naar buiten, maar dus ook omgekeerd, kunt kijken. Rationeel heeft hij gelijk. Het is ook zeker niet zo dat ik de zelfkant van de maatschappij niet wil zien, dat ik die ontken of dat het me niet interesseert. Ik parkeer mijn auto als ik in Enschede uitga op het parkeerplaatsje langs de spoorlijn bij de Wenninkgaarde tegenover het Wilminktheater, vlakbij een opvang van het Leger des Heils, maar ik voel mij daar niet altijd prettig, ik ben blij als ik mijn auto weer heelhuids aantref. Parkeren in de Irene-garage dan, maar de uitgang is pal tegenover een coffeeshop gevestigd en er hangen zeker ’s avonds en ’s nachts altijd louche types rond die mij (gevoelsmatig) net iets te belangstellend volgen als ik als brave burger voor de gesloten deur in mijn zakken zoek naar de parkeerkaart en geld voor de automaat. Er is mij of de mensen die ik liefheb (voor alle duidelijkheid) daar nooit wat vervelends overkomen, behalve dat ze mij altijd om een eurootje vragen. Dat ik nooit geef. Waarom eigenlijk niet? In Parijs in de metro voel ik mij veel minder ongemakkelijk, terwijl aan de lopende band gebedeld wordt – en dan geef ik eigenlijk altijd. Sterker nog, ik zorg voor voldoende kleingeld zodat ik hen niet hoef teleur te stellen. Deliën heeft mij uitgenodigd om eens een nachtje met hem mee te lopen. Dat doe ik. Om de daklozen beter te leren begrijpen, maar mezelf ook…
Nog geen reacties