Van der Hurk slaat de plank soms flink mis
Boodschappen uit een andere wereld om te lachen
Niemand weet het, maar mijn beleving is dat God niet bestaat. Ik zie hem niet als een soort nazi-arts bij de poort mensen naar de hel of de hemel verwijzen al naar gelang ze in zonde of de geboden ge – trouw hebben geleefd. De dood komt naarmate ik ouder word steeds gruwelijker dichterbij. Deze week is Harm oet Riessen begraven, hij was twintig jaar ouder dan ik. Twintig jaar, en ik wil nog zo veel doen… Ik denk dat er in andere melkwegstelsels wel degelijk leven is. Of het dan allemaal toeval is? Goede vraag. Mijn ziel en verstand verdwijnen als ik dood ga. Denk ik. De fabeltjes zijn bedacht door mensen die bang zijn voor de dood. Over Wodan, de God van de Donder, over 72 maagden, over het eeuwige leven, over reïncarnatie. Ik geloof er allemaal niet in. Wat niet betekent dat ik niet geloof dat er meer is dan ik kan zien en horen. En er zullen mensen zijn die dat wellicht (deels) wel kunnen zien en horen. Ik probeer er in elk geval voor open te staan. Soms zie je dingen op de televisie waar je niet zo van onder de indruk bent. Terwijl je in het echt wel degelijk bij de keel gegrepen wordt. Bij de paragnost Peter van der Hurk is dat precies andersom. In de volgepakte grote zaal van het Theaterhotel in Almelo blijkt het gewoon een hork. Door – geven wat doorgegeven moet worden, dat is de opdracht van Van der Hurk, vertelt hij na een flitsend introductiefilmpje. Een assistente wordt de zaal ingestuurd om foto’s en voorwerpen van overleden mensen op te halen. Het wordt pijnlijk als blijkt dat niet iedereen zich aan die opdracht houdt. Mensen geven foto’s mee van hun nog levende echtgenoten. “Deze is nog niet zo lang dood”, zegt Van der Hurk. Al snel blijkt dat de man nog leeft, maar niet mee is gekomen. Een meisje van een jaar of twintig wordt uitgenodigd op het podium. “Heb je een relatie?”, vraagt de bijdehante Hagenaar. “Jammer”, zegt de minstens veertig jaar oude paragnost als het meisje vertelt dat ze een vriendje heeft. De paragnost is wel vaker plat. Zo plat dat niet iedereen hem begrijpt. De overleden echtgenoot wordt beschreven door Van der Hurk. De maniertjes en de pijntjes die Van der Hurk opsomt, lijken te kloppen. “En op z’n fluit zat een moedervlek.” “Waar?”, vraagt de verbaasde weduwe zich hardop af in de microfoon. “En hij heeft koude voeten, want je hebt hem zonder zijn schoenen in de kist gedouwd.” Ik moet zeggen dat door die platte humor van Van der Hurk de avond ook wel weer amusant wordt. “U hebt plannen om een nieuwe keuken te plaatsen”, meldt hij een dame in het publiek. Ze knikt. Haar man kan het niet meer voor haar doen, want hij is overleden. “En nu vraagt hij aan mij of ik dat wil doen.” Op deze manier wordt er niet alleen gesnotterd, maar valt er ook wat te lachen. Toch slaat Van der Hurk de plank soms flink mis. “Is dat een vriendin?”, vraagt hij aan een weduwe, wier foto hij net heeft gelezen. “Jij hebt je langste tijd gehad”, zegt hij dan tegen de blonde dame die terstond van kleur verschiet. Van der Hurk begrijpt dat hij te ver is gegaan en wil het goed maken. “Wat wil je vragen? Hoe het met je moeder is? Ik zou het niet weten.” Dan serieuzer: “Je moeder had een kunstgebit en dat zat niet goed vast. Dat viel er wel eens uit.” Meer informatie krijgt de dame niet. De avond vloog om. Is het echt? Dat is de vraag die in het flitsende introductiefilmpje aan het begin van de avond werd gesteld. Nee, is mijn conclusie. Het lijkt wel alsof mensen wel heel erg graag willen dat Van der Hurk inderdaad contact heeft met overleden familieleden en geliefden. Het woord klopt brandt op de lippen en wordt soms net iets te snel uitgesproken. Ver – baasde familieleden naast de man of vrouw met de microfoon in handen is het gevolg. Maar we hebben gelachen en we zijn vermaakt. En daar gaat het tenslotte om in het theater.
Nog geen reacties