Kim doet onderzoek in verweerd en verweesd land
Trots op een dochter in verweerd en verweesd land
Eind januari bracht ik een dochter, derdejaars studente antropologie, naar het vliegveld. Ze verblijft voor een periode van drie maanden in Guatemala ten behoeve van een onderzoek voor haar afstudeerscriptie. Ik tref nu, twee maanden later, een zelfbewuste onafhankelijke mooie jonge vrouw aan die mij in vloeiend Spaans helpt bij een garage in Santiago (aan het Lago de Atitlán, het mooiste meer ter wereld, volgens de Britse schrijver Aldous Huxley, en hij kan het weten…), een dorp op pakweg honderd kilometer ten westen van Guatemala City, een vreselijke stad zonder verleden en volgens mij ook zonder al te veel toekomst. De uitlaat van mijn huurauto is opengereten en een bezoek aan het circus van de Formule 1 maakt minder herrie dan mijn wagen als ik lichtjes gas geef. Nee, ik kan er echt niets aan doen, de weilanden om mijn huis in Deventer zijn egaler dan de doorgaande wegen hier. Daar trekken de vele chicken-bussen (waarop soms meer dan tien mensen worden samengedrukt) en de Tuk-Tuks (van de Sisi-reclame) zich bitter weinig van aan.
Mijn dochter, Kim, heeft eerst een paar weken op een taalschool doorgebracht om het Spaans onder de knie te krijgen. Ze leidt mij nu rond met een blik die ik me herinner van een paar jaar terug. Wij tafeltennisten vaak in de garage. Ik kreeg het per week moeilijker om van haar te winnen, tot de dag dat ze echt won. Ik zag aan haar dat zij aan mij kon zien dat ik haar niet had laten winnen. Het is dezelfde blik die ik herken als ik haar te hulp roep omdat werkelijk niemand hier Engels spreekt.
Kim doet onderzoek naar de bereikbaarheid van de medische zorg voor de lokale bevolking (Maya’s). Het is eigenlijk een onderzoek naar de uitkomsten van de burgeroorlog die hier ruim 35 jaar gewoed heeft tussen de Indianen en de Ladino’s (gemengd bloed met Spanjaarden die hier een paar eeuwen geleden voet aan grond zetten). De Ladino’s waren de heersers met de goede banen, de Indianen het tweederangs volk. De discriminatie zit nog steeds diep, merkt mijn dochter tijdens haar veldwerk. Ze heeft inmiddels een flinke serie informanten (van de plaatselijke arts tot een paar marktkooplieden) waardoor ze haar werk beter doet dan de gemiddelde journalist die ik ken. Stroomvoorziening is er heel regelmatig niet, de bank en de kerk hebben een generator, terwijl de arts in het ziekenhuis (tot woede van mijn dochter) zo’n beetje in het pikkedonker moet werken. Wat ben ik trots op deze vrouw die ik 21 jaar geleden nog kon vasthouden in één hand. Waar ik haar de afgelopen 21 jaar zo goed als ik kon heb geholpen met nieuwe fietsen en huisvesting, daar loopt zij nu voorop. Om te onder – handelen over de prijs van de boottocht naar de overkant. Het vervult me met trots en het ontroert me. De rollen zijn nu omgedraaid. Zou ze zich al zorgen maken over hoe ik me (zonder haar en zonder een woord Spaans te spreken) moet redden op de terugreis?
Nog geen reacties