Ferdinand Fransen en kostbaar bezit Twente
Het gaat er ook om wie niet in zijn boek staan
In zijn tachtigjarige leven heeft Ferdinand Fransen, grondvester en later verkoper van het reisbedrijf Arke en mecenas op het erf van (vooral) sport en cultuur, in binnen- en buitenland vele mensen ontmoet. De volgens hem meest interessante kregen een plek in het boek dat vanavond (vrijdag) in Enschede wordt gepresenteerd: Tachtig ontmoetingen, een kostbaar bezit. Van wijlen koningin Juliana tot de kantinebaas van Arke, van voormalig burgemeester Wierenga van Enschede tot dirigent en troetelkind Jaap van Zweden. De eerste exemplaren van het boek zijn vanavond voor burgemeester Den Oudsten en parlementariër Kamp, die nu dus met een gerust hart kan afreizen naar de Antillen.
‘Tachtig jaar ontmoetingen, een kostbaar bezit’, is de titel van het boek dat deze week wordt gepresenteerd. Ferdinand Fransen, de ouwe reistycoon uit Enschede heeft over alle mensen die belangrijk waren en zijn in zijn leven een kort verhaaltje verteld aan Bert de Haan, de stylist onder de schrijvers in het oosten des lands. De Haan heeft alle verhaaltjes keurig opgeschreven. Want Fransen heeft niet voor niets De Haan uitgekozen, die legt niet op elke slak zout, die hoeft niet per se het naadje van de kous te weten. Gewoon een gezellig boek maken.
Geen van de geportretteerde mensen in het boek zal zich onheus behandeld voelen, geen van de mensen zal vanavond (vrijdag 17 oktober) bij het feest in de het nieuwe Muziekkwartier het schaamrood op de wangen krijgen als hij of zij leest wat Fransen van hem of haar vindt.
Als je er al instaat, want natuurlijk komen (vooral) alle belangrijke mensen en bestuurders voorbij. Maar opmerkelijk is wel dat Joop ter Haar pas op pagina 137 staat, Cees Anker heeft niet eens een eigen hoofdstuk en naar Dik Wessels heb ik vertwijfeld zitten zoeken. Als er iets opvalt, dan valt dat soort dingen op.
Zodra Fransen mij het boek toestuurde, heb ik het in één ruk uitgelezen. Zonder ook maar één nieuwsfeitje te zijn tegengekomen. Iedereen is geweldig, iedereen werkt hard, iedereen is integer en iedereen is capabel. Veel intimi zullen misschien links en rechts tussen de regels door zijn werkelijke mening lezen, maar daarvoor ken ik de meeste mensen niet, of niet goed.
Is het boek volstrekt overbodig? Nee, het geeft wel een aardig inzicht in het leven van de tachtigjarige ondernemer. Hij durft zichzelf af en toe te bekritiseren, want zo gemoedelijk als Fransen nu is, zo hard kon hij vroeger zijn bij de opbouw van zijn bedrijf. Maar het aanstellen van Nederkoorn als zijn opvolger was een blunder van de bovenste plank. Net als de verkoop van zijn bedrijf aan TUI. Arke had samen met de OAD moeten gaan, maar daarvoor zijn beide heren te veel haantjes, zowel Ferdinand Fransen als Joop ter Haar. Dat weet Fransen ook wel, maar hij sprak het nooit uit, ook niet die keren dat ik samen met hem op zijn veranda onder de verwarmingselementen de wereld even doornam.
Moordkuillezer
Fransen was een vaste lezer van mijn column in deze krant (Moordkuil) waarmee ik noodgedwongen afgelopen zomer moest stoppen. Hij was één van de eersten die belde om te horen over hoe en wat. Hij belde overigens ook als hij vond dat ik te ver ging, of hij sprak mij aan tijdens het wedstrijden van FC Twente. Jaren geleden was hij te gast in het Ochtendhumeur, een radioprogramma dat ik al sinds jaren (in diverse uitvoeringen, formats en met verscheidene collegae) op zaterdagochtend tussen negen en tien uur maak. Daarna moest ik snel naar Spakenburg waar ik geacht werd de televisie-interviews rond de finalewedstrijd tussen HSC’21 en IJsselmeervogels te doen. Dat vond hij wel mooi, zijn ogen smeekten zijn vrouw Kirsten of hij mee mocht. En dat mocht.
Met hoge snelheid sjeesden we naar Spakenburg (hij bekritiseerde het door mij gehanteerde tempo door mij te complimenteren met de woorden dat ik weliswaar erg hard maar wel safe reed), kropen door het hek omdat ik voor hem geen kaart had, hij werd daar nauwelijks herkend, afgezien van een enkele Haaksberger fan en werd door mij in een plastic stoeltje naast de dug-out van HSC’21 geplant waar Paul Krabbe zijn ploeg naar de titel der amateurs loodste. We dronken tussendoor lauwe koffie uit een plastic bekertje en aten ’s avonds ter afsluiting een harinkje in zijn keuken.
Tijdens de iets rustiger autorit terug naar Enschede las hij mij de les dat ik in de Moordkuil iemand niet in zijn hemd zette, maar dat ik hem naakt de straat op stuurde. Die passage lees ik nu letterlijk terug in het boek.
Geen kapsones
Fransen is een leuke vent, geen kapsones. Ik begrijp werkelijk niet dat hij zo goed bevriend kan zijn met een man als Frans Hartman. Ik heb aan weinig mensen echt een hekel, maar Hartman is er één van. Hartman zal ongetwijfeld hetzelfde over mij zeggen. Ik heb regelmatig in mijn columns met Hartman de stoep aangeveegd. Fransen heeft mij daar nooit op aangesproken in die zin dat hij niets meer met mij te maken wilde hebben. Sterker nog, het was Fransen samen met een andere rijke Twentse ondernemer die mij en Han Pape (hoofdredacteur en eigenaar van dit periodiek) aanboden De Roskam in de vaart der volkeren op te stuwen door mijn salaris voor hun rekening te nemen. Uiteindelijke konden Pape en de ondernemers het niet eens worden over de wijze waarop.
Dat laat onverlet dat Fransen meer met de vrijheid van meningsuiting heeft dan anderen die zich er zogenaamd voor inzetten. Dit lijkt wel een in memoriam, maar hij is ‘pas’ tachtig, leeft alsof elke dag zijn laatste kan zijn. En hij wordt gewoon 113 jaar, wat mij betreft. En morgenochtend is hij tussen negen en tien uur weer te gast in het Ochtendhumeur.
Nog geen reacties