Nummer 45
God, wat ruikt pas gemaaid gras lekker zeg. Ik heb het leren ruiken dankzij een Friese vrouw op wie ik stapelverliefd ben, op wie ik zeer gesteld ben, van wie ik gruwelijk veel houd.
Ze belde me af en toe om te vragen of de lucht in Twente net zo mooi kleurde als boven haar huis, ze is bang van onweer en dan duikt ze diep onder de dekens. Dingen die echt belangrijk zijn, zoals bomen die in het najaar herfstig verkleuren, daar kan ze verrukt naar kijken.
Ze staat zo positief en optimistisch in het leven. Zo integer, onschuldig en oprecht. Tot voor kort heb ik gedacht dat zulke mensen alleen in boeken voorkwamen. Ze was van mij.
Ik heb haar een paar jaar geleden goed leren kennen in mijn auto die ik bij terugkomst van een strandwandeling met wielklem aantrof. Uren die minuten leken te duren toen het wagentje van de Stadswacht aan kwam rijden: wat? Nu al? Nog nooit van mijn leven met zoveel plezier vervolgens een boete betaald. De eerste en enige keer in mijn leven dat ik de politie dankbaar was.
Ze sleepte me mee naar literaire cafés als Schrijvers aan huis, ze leerde me van fado en mariachi genieten; ik begrijp de verzen van dichters beter als zij naast me zit en in mijn hand knijpt.
Verliefd zijn is het allermooiste gevoel dat ik ken. Je kan de hele wereld aan, het dagelijkse gezeik verwordt tot lachwekkend geneuzel als ik haar een paar minuten telefonisch heb gesproken.
Maar het lijkt geweest. Mijn schuld, mijn twijfelende rotschuld.
Ik kan de slaap niet meer vatten, ben snel geïrriteerd. Denk de hele dag aan haar, hoe ze ruikt, hoe ze lacht, hoe ze haar zware rugzak omgespt.
Jarenlang heb ik het nummer Flink zijn van Robert Long niet meer gehoord. Van de week kwam het toevallig voorbij; het lukt me nauwelijks. Ik neurie Van Dik Hout mee met het fantastische nummer Stil in mij. Maar het maakt me niet vrolijk.
Ik denk aan al die mooie brieven die we schreven, die cabaretvoorstellingen die we hebben bijgewoond. En ik mis de nachten waarin ik in haar armen op haar boezem volmaakt gelukkig in slaap viel bij Met het oog op morgen.
Soms heb je een heel speciale vriend, een heel speciaal mens om je heen en dat went, schijnt. Hoe kon dat verdomme wennen?
Daarvan ben ik me pijnlijk bewust geworden sinds ze er niet meer is voor mij. Ik belde haar dagelijks een aantal malen, want pakweg om elke twee, drie uur moesten we de politiek, de opening van de krant of de opvallende gast van Pauw en Witteman bespreken. Haar mening doet er toe. Naar haar luister ik echt. Ik mis haar tot in de voegen van mijn hart.
Alles, echt alles zal ik doen om haar voor me terug te winnen.
Nog geen reacties