Nummer 35
Ik was echt kwaad op hem, dat hij niet de moed en de kennis had om (in die tijd als voorzitter) Feyenoord-FC Twente (de dag na de vuurwerkramp) af te gelasten. Hij was kwaad op mij omdat ik hem op deze plaats onder uit de zak gaf. Aangezien ik een (professionele) plaat van hier tot Tokio voor mijn kop heb, belde ik hem gewoon een paar weken later voor een interview. “Ik wil eerst ons akkevietje uitpraten”, zei Herman Wessels. Hij wilde excuses voor mijn scheldwoorden, ik wilde excuses dat hij nagelaten had als voorzitter te doen wat hij had moeten doen.
Vriendschap is misschien een te groot woord, feit is dat we na dat gesprek (ook niet-zakelijk) contact hebben gehouden. Samen met zijn broer heeft hij mooie dingen ontwikkeld wat hem heus nu niet ineens tot de beste ondernemer ter wereld maakt, FC Twente heeft vast betere voorzitters gehad (eigen citaat van hem toen hij terugkeek op zijn bestuursperiode), maar als mens deugt hij. En dat schrijf ik niet omdat ik al ruim twee jaar weet dat hij aan kanker lijdt, de ziekte die een heel zware wissel op hem trekt. Zijn dochter is eerder getrouwd omdat pa het dan nog kan meemaken, een vakantie aan Zuid-Afrika heeft hij recentelijk vooral liggend in zijn hotelkamer doorgebracht.
De broers Wessels zijn schathemelrijk, maar dat vergoedt helemaal niets als je doodziek bent. Hij kan zich de beste verzorging, de beste artsen en de beste medicijnen veroorloven. Hij hoeft niet in de polis na te kijken of de verzekering hem die speciale behandelingen in Zwitserland vergoedt; hij zou alle rijkdom morgen willen ruilen voor een goede gezondheid.
Omdat hij zijn ziekte niet wegstopt, er gewoon over praat, hij kruipt niet weg in de vergetelheid, heeft Herman Wessels in de afgelopen twee jaar brieven ontvangen van mensen die hem sterkte wensen, afscheidsbrieven soms. Maar hij is er nog steeds (in tegenstelling tot sommige briefschrijvers), hij vecht voor zijn leven, met behulp van het geloof waaruit hij moed en kracht put.
Zaterdagochtend komt hij praten bij Radio Oost (tussen negen en tien uur) over zijn ziekte, zijn leven, zijn geloof. Ik vind dat zo razend knap. “Je mag alles vragen, maar dan wil ik ook kunnen vertellen, uitleggen.”
Eerder deden dat Ingrid Reudink, een jaar nadat haar man George niet meer terug kwam na een ogenschijnlijk vrij eenvoudige ingreep, en Freddy Nijhof over het overlijden (ook aan kanker) van zijn vrouw Agnes.
Mensen als Herman Wessels, Ingrid Reudink en Freddy Nijhof zijn mijn idolen. Ze kregen een onwaarachtige reuzenklap te verwerken, en daar kunnen ze zonder veel wrok of boosheid over praten, in alle eerlijkheid en redelijkheid.
Wessels komt uit Rijssen. Voor hem bestaat God. Ik hoop het. Voor hem. Ik weet (vrijwel) zeker dat er niets meer is.
Nog geen reacties