Roskam Moordkuil Jaargang 13, 2007

Nummer 5

Mijn vader is van zijn paard afgevallen. Het beest schrok ergens van, sloeg op hol en in een bocht werd mijn ouwe heer gelanceerd, zo verhaalde de man met wie hij samen een tocht maakte.

Mijn vader is zeventig jaar, paardrijden is zijn lust en zijn leven, maar hij is zo geschrokken van de val dat hij heeft besloten nooit meer te rijden. Ik – maar vooral mijn zus die veel dichter bij hem woont – wij zijn dus de lul. Want waar moet hij anders (als hij inderdaad met paardrijden stopt) met zijn tijd en aandacht naar toe?

Ik bel hem (normaal gesproken) af en toe uit de auto en dat zijn korte edoch vermoeiende gesprekken, over dat ik te hard werk (“Waar rijd je nou weer naar toe”) en over de stukjes die ik links en rechts schrijf en die hij eigenlijk nooit begrijpt (“Daar krijg je alleen maar last van jongen”). Dat klopt pa, iemand moet het doen.

Via zijn sympathie voor Balkenende en zijn afkeer van Bos belanden we bij Verdonk en hij vindt het eigenlijk een schande dat ik (samen met kompaan Martin Steenbeeke) met haar onlangs een uur heb gesproken.

Bij de val van het paard heeft hij zijn rechterbovenbeen verbrijzeld. En dat doet pijn.

In afwachting van de ambulance, zo vertelde mijn vader toen ik aan het bed in het Amersfoortse ziekenhuis zat, arriveerde de politie. Ze hielden zijn hoofd vast (omdat ze nekletsel vermoedden) en spraken hem moed in. Over die twee geüniformeerde mensen was mijn vader vol lof, als hij weer op de been is wil hij hen zelfs een doos gebak brengen, hij weet alleen niet wie het waren en of ik dat wilde uitzoeken, want ik ken tenslotte iedereen. Pfff, tuurlijk, later.

In het ziekenhuis werd hij voortvarend behandeld. Geopereerd, stukjes been weer aan elkaar geschroefd, gezellige zusters die (in navolging van mij) hem probeerden te enthousiasmeren om weer op het paard te stappen.

En het ziekenhuis deed meer; bijkans vanaf de dag na de operatie waren ze druk bezig met hem naar huis te sturen. Op een zaterdag werd hij er bijna letterlijk uitgemikt, een zeventigjarige man die alleen woont in een groot huis die alleen met krukken wat kan schuifelen, na wat heen en weer bellen een paar uurtjes thuishulp krijgt en een dochter op vijftig kilometer afstand heeft.

Ik vertelde het een bevriende Hengelose specialist en die bevestigde dat dit normaal is.

Mijn pa blijkt toch mijn vader: de eerste nacht thuis verrekte hij van de pijn. Hij belde het ziekenhuis die naar zijn huisarts verwees die geen dienst had. Toen werd mijn vader heel boos en belde opnieuw het ziekenhuis. Als ze niet als de sodemieter zorgden dat hij pijnstillers kreeg, liet hij zich weer naar het ziekenhuis brengen. De medicijnen waren in een vloek en een zucht geregeld.

Vorige bijdrage

Nummer 4

Volgende bijdrage

Nummer 6

Jan Medendorp

Jan Medendorp

Jan Medendorp is gespecialiseerd (interviews, reportages, analyses, commentaren, columns) in sociaal- en financieel-economische onderwerpen, sport, politiek en human interest (voor krant, radio, televisie, maar ook bedrijfsfilms).

Nog geen reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *