Nummer 45
\’Zo ouwe, heb je er weer een weekje aan vastgeplakt\’ en \’O ja, je zorgt toch wel voor een beetje fatsoenlijke drank met wat hapjes op je begrafenis, hoop ik\’.
Meedogenloze humor als begroeting. Die door de meeste (toevallige) toehoorders niet echt wordt begrepen en al helemaal niet gewaardeerd. De werkelijkheid is dat ik hoop dat die ouwe gek van me honderd jaar wordt. Alleen, dat wordt hij niet. Hij heeft nog een paar jaartjes te gaan. Tot hij stikt. Echt stikt, want hij heeft niet alleen longemfyseem, maar bij hem laten al die blaasjes los als hij hoest en dat hoopt zich op in zijn longen. Eén keer per jaar wordt hij met spoed opgenomen en dan spuiten ze hem weer helemaal plat waardoor hij er weer een paar maandjes tegen kan. De perioden tussen de ziekenhuisopnamen worden langzaam maar zeker korter.
Hij is pas 61 jaar. Jonger dan mijn vader. Maar het lichaam is nu al uitgewoond. Zwarte plekken op zijn handen. Ingevallen gezicht. Hij is klein en wordt per week kleiner. Op maandagavond komt hij meestal met de hoofdredacteur van dit periodiek mee als die zijn straatwaarde weer wat opvijzelt met optredens bij het regionale radio- en televisiestation. Hij chauffeert de hoofdredacteur in wie hij wat van zijn idealen herkent. Hij is voor Pape een soort chaperonne: het is wel gemakkelijk en gezellig. Pape inspireerde hem zelfs weer tot het schrijven van artikelen. In de bevlogen verhalen herken ik de ideologische communist van weleer. De interviews kan hij beter aan anderen overlaten. ‘Ja maar ik ben geen journalist, ik schrijf verhaaltjes’, zegt hij dan. Rot op, van die typetjes hebben we er meer dan genoeg.
Twee weken geleden werd hij weer met spoed opgenomen in. In het Twenteborg in Almelo. Op de derde verdieping met een beetje uitzicht op het Polman Stadion. Waar hij ook samen met Pape naar toeging. Ik ben van de week even bij hem wezen kijken. Kwartiertje, ik kan niet tegen ziekenhuizen. Hij zat in kamer 3 zuid 52 stilletjes in een stoel wat voor zich uit te kijken. “Ik heb mijn grafrede klaar, ouwe, maar deze week komt slecht uit. En volgende week ook’.
De man naast hem op de kamer kreeg spontaan oprispingen van maagzuur bij het horen van deze entree. ‘Het gaat goed, één dezer dagen mag ik weer naar huis’.
Het gaat niet goed, dat ziet een blinde, maar naar huis zal hij vast wel weer mogen. Jezus, wat moet ik zeggen? Nog grover? Hij lacht zich letterlijk dood.
‘Weet je wie ook langs kwam deze week? Menno Knip met chauffeur. Dat vond ik wel leuk’. Knip? Met chauffeur? Nee. Geen grappen. Een liberaal, een starre militaristische burgemeester die de moeite neemt in het Twenteborg zich te laten informeren over de toestand van Joop Schepers?
Mijnheer Knip, mijn oprechte excuses voor mijn aantijgingen vorige week!
Nog geen reacties