Voorstelling Debby Petters in het Wilminktheater te Enschede
Nummer 13 – 2013
Zonder gezeik, verhaal van de oorlog al erg genoeg
Begin volgende maand worden de slachtoffers van de oorlog weer herdacht. Daar heb ik niks op tegen, maar gezeik dat op kerkhoven de Duitse graven gemeden moeten worden ben ik ondertussen meer dan zat. Liggen daar SS’ers? Kampbewaarders? Welnee, daar liggen jongens die gewoon voor hun nummer moesten opkomen. Ik ken de (onderduik) verhalen van mijn grootouders, mijn vader wil nauwelijks meer over die tijd praten, heeft er een traumaatje aan overgehouden, schat ik zo in, maar ik ben inmiddels wel klaar met die Übermenschen die weten hoe het hier, nu en in Palestina allemaal moet gebeuren. Zo’n 68 jaar na de afloop van de oorlog.
Voorstelling Debby Petters
Met de nodige scepsis ging ik afgelopen week naar een voorstelling van Debby Petter in het Wilminktheater te Enschede. Haar man Youp van ’t Hek trad op in de grote zaal en zal in één moeite door bedongen hebben dat de schouwburg zich ook druk moest maken voor zijn vrouw (anders kan ik de volle zaal bejaarden nauwelijks verklaren). Op haar beurt kan Debby zo haar man in de gaten houden die op het podium vreemdgangers tot op hun schoenveters afbrandt, maar bij tijd en wijle zelf ook zijn neus niet ophaalt voor een wulpse provincieschone. Ik ken Debby Petter van Cabaret Nar waarmee Youp ooit begon. En natuurlijk ken ik haar als nieuwslezeres, maar daarvoor moet je er slechts een beetje appetijtelijk uitzien en een autocue kunnen voorlezen met de goede intonatie. Kortom, ik ging behoorlijk bevooroordeeld naar Enschede, om er anderhalf uur later behoorlijk geëmotioneerd weer naar buiten te stappen. De voorstelling is autobiografisch en gaat over het oorlogsverleden van de joodse moeder van Petter. Een aantrekkelijke verschijning komt het podium op. In een te kort rood rokje en met een te diep decolleté, in elk geval voor een vrouw van 56 jaar die een serieus verhaal wil vertellen, maar toch, ze heeft me binnen een paar minuten te ‘pakken’. Het toneel is niet bijzonder, een paar hoge tafels. Ze schikt bloemen, bladert in een boekje en vertelt als het kleine meisje dat ze is geweest. En af en toe verplaatst ze zich in haar moeder. Zonder verkleedpartij, zonder aankondiging, zonder toneelfratsen: toch is het allemaal zo helder als glas. En je voelt de angst, de ontzetting, de machteloosheid die mensen in die oorlogsjaren moeten hebben gehad.
Pas op haar veertigste jaar ontdekt Petter hoe haar moeder op miraculeuze wijze de oorlog heeft overleefd. En dat zij als jonge meid haar ouders, broers en familie is kwijtgeraakt in de concentratiekampen. Haar moeder heeft haar er nooit iets over willen vertellen. Om te voorkomen dat de dochter haar kinderen er ook mee zou belasten. Maar dat gebeurde natuurlijk toch. Al was het alleen al dankzij wrede uitspraken van anderen: “God, kind, ben jij er nog?” Debby Petter weet het publiek te raken met haar verhaal over haar familie en haar jeugd. De bezoekers verlaten na afloop zwijgend de kleine zaal, halen hun jas op in de foyer die grenst aan de grote zaal waar Youp blaast over alcoholvrij bier, Lada’s, mensen die in een fabriek werken en elke dag hetzelfde doen. Dankzij die mensen is hij overigens multimiljonair geworden, maar goed. Het had omgekeerd moeten zijn, Debby Petter had in de grote zaal moeten staan met haar verhaal, want zoals zij zouden we de ellende van oorlog op volgende generaties moeten overbrengen.
Nog geen reacties